Naam: Het Verhaal van Koning Schaak
Soort spel: Familiespel
Aantal spelers: 2 - 4 spelers
Speeltijd: 20 minuten
Leeftijd: 3+
Uitgever: Megableu
Prijs: €39.99
De voorbereiding
Het spel bestaat uit:
Verhalenboek met spelregels
Dubbelzijdig schaakbord
2 opbergzakjes voor je schaakstukken
30 kroontokens voor de minigames
Schaakstukken
Figuren van de personages
Voordat het spel begint lees je hoofdstuk 1 over Koning Schaak. Maak plezier! Doe gek! Gebruik stemmetjes! Breng het verhaal tot leven!
Nadat je hoofdstuk 1 hebt gelezen, pak je het schaakbord erbij en leg je het met de themazijde naar boven. De gezichten van de personages geven aan waar je de schaakstukken moet neerzetten.
Lees het gedeelte de zetten van. Volg de instructies om het figuurtje van je personage te bevestigen op het bijbehorende schaakstuk.
Nadat je de zetten van hebt gelezen, speel je de minigames voor hoofdstuk 1 met de meegeleverde kroontokens. De afbeeldingen helpen je bij het spelen van elke minigame.
Nadat je hebt geleerd welke zetten je personage mag doen, ga je door naar het volgende hoofdstuk over een nieuw schaakstuk.
Oefen en lees opnieuw! Door te oefenen en de verhalen opnieuw te lezen, sla je de informatie beter op.
De spelregels
Koning Schaak, de witte koning, verplaatst zich stap voor stap (of vakje voor vakje) bij elke beurt op het schaakbord. Hij kan zich naar voren, naar achteren, opzij en diagonaal verplaatsen.
Pak het schaakbord erbij en leg het met de themazijde naar boven.
Pak het witte schaakstuk van de koning en plaats het bijbehorende figuurtje van Koning Schaak in het schaakstuk. Zet het schaakstuk van Koning Schaak op zijn startvak.
Minigame 1 - Verplaats de koning stap voor stap! Zet het schaakstuk van Koning Schaak op zijn startvak. (Op de themazijde van het schaakbord bevindt het startvak van Koning Schaak zich voór de afbeelding van zijn gezicht.) Leg de pizzatokens in een ononderbroken, rechte lijn naar de andere kant van het bord. Plaats één pizzatoken op elk vak. Begin met het vak voór de koning en zorg dat er geen lege vakken tussen de pizzatokens zijn. Eén vak is één stap. Koning Schaak gaat naar het vak met een pizzatoken dat op één stap afstand ligt. Koning Schaak blijft op het vak staan en je neemt het pizzatoken van het bord. Laat het schaakstuk los en laat Koning Schaak op zin nieuwe vak staan. Zo laat je zien dat de zet voorbij is. Herhaal dit vervolgens door Koning Schaak nog een vak te verplaatsen om bij het volgende pizzatoken te komen. Verplaats Koning Schaak stap voor stap om alle pizzatokens op te pakken. Pak alle pizzatokens met Koning Schaak en zorg dat je helemaal aan de andere kant van het bord komt. Geef elkaar na afloop van deze activiteit een hand. Je kunt de oefening desgewenst herhalen of het bord leegmaken.
Minigame 2 - Verplaats de koning in alle verschillende richtingen! Zet Koning Schaak op een vak in het midden van het schaakbord. Leg acht pizzatokens op de acht vakken om hem heen, één pizzatoken op elk vak. Verplaats Koning Schaak in elke richting, naar voren, naar achteren, opzij en diagonaal. Zeg elke keer wanneer je de koning verplaatst hardop in welke richting hij gaat. Nadat je de koning hebt verplaatst om een pizzatoken te pakken, zet je hem weer in het middelste vak waar je de oefening begon. Laat de koning na elke zet los om aan te geven dat de zet voorbij is. Ga pas daarna verder met de volgende zet. Verplaats Koning Schaak stap voor stap in alle richtingen om alle pizzatokens op te pakken. Pak alle pizzatokens die om Koning Schaak heen liggen. Geef elkaar na afloop van deze activiteit een hand. Je kunt de oefening desgewen, herhalen of het bord leegmaken.
Minigame 3 - Verplaats de koning en verzamel tokens! Houd alle pizzatokens in je hand. Doe nu net alsof je zo hard niest als alleen een koning niezen kan. Verspreid de pizzatokens bij het niezen over willekeurige vakken op het bord. Mogelijk moet je de pizzatokens over het hele bord verdelen zodat ze wat verder uit elkaar liggen. Zet Koning Schaak op zijn startvak. (Op de themazijde van het schaakbord bevindt het startvak van Koning Schaak zich vóór de afbeelding van zin gezicht.) Verplaats Koning Schaak stap voor stap om alle pizzatokens op te pakken. Denk eraan: elk vak is één stap. Bij deze oefening kun je niet bij elke stap een pizzatoken pakken. Laat het schaakstuk na elke zet los om aan te geven dat de zet voorbij is. Verzamel alle pizzatokens. Geef elkaar na afloop van deze activiteit een hand. Je kunt de oefening desgewenst herhalen of het bord leegmaken.
Koning Trippel, de zwarte koning, verplaatst zich stap voor stap (of vakje voor vakje) bij elke beurt op het schaakbord. Hij kan zich naar voren, naar achteren, opzij en diagonaal verplaatsen. Pak het schaakbord erbij en leg het met de themazijde naar boven.
Pak het zwarte schaakstuk van de koning en plaats het bijbehorende figuurtje van Koning Trippel in het schaalstuk. Zet het schaakstuk van Koning Trippel op zijn startvak.
Minigame 1 - Verplaats de koning stap voor stap! Zet Koning Trippel op zijn startvak. (Op de themazijde van het schaakbord bevindt het startvak van Koning Trippel zich voór de afbeelding van zijn gezicht.) Maak met edelsteentokens een ononderbroken pad naar de andere kant van het bord. Plaats één edelsteen op elk vak. Begin met het vak vóór de koning en zorg dat er geen lege vakken tussen de edelsteentokens zijn. Eén vak is één stap. Koning Trippel gaat naar het vak met een edelsteentoken dat op en stap afstand ligt. Koning Trippel blijft op het vak staan en je neemt de edelsteen van het bord. Laat het schaakstuk los en laat Koning Trippel op zijn nieuwe vak staan. Zo laat je zien dat de zet voorbij is. Herhaal dit vervolgens door Koning Trippel nog een vak te verplaatsen om bij de volgende edelsteen te komen. Verplaats Koning Trippel stap voor stap om alle edelstenen op te pakken. Pak alle edelstenen met Koning Trippel en zorg dat je helemaal aan de andere kant van het bord komt. Geef elkaar na afloop van deze activiteit een hand. Je kunt de oefening desgewenst herhalen of het bord leegmaken.
Minigame 2 - Verplaats de koning in alle verschillende richtingen! Zet Koning Trippel op een vak in het midden van het schaakbord. Leg acht edelsteentokens op de acht vakken om hem heen, één token op elk vak. Verplaats Koning Trippel in elke richting, naar voren, naar achteren, opzij en diagonaal. Zeg elke keer wanneer je de koning verplaatst hardop in welke richting hij gaat. Nadat je de koning hebt verplaatst om een edelsteen te pakken, zet je hem weer in het middelste vak waar je de oefening begon. Laat de koning na elke zet los or aan te geven dat de zet voorbij is. Ga daarna verder met de volgende zet. Verplaats Koning Trippel stap voor stap in alle richtingen om alle edelstenen op te pakken. Pak alle edelstenen die om Koning Trippel heen liggen. Geef elkaar na afloop van deze activiteit een hand. Je kunt de oefening desgewenst herhalen of het bord leegmaken.
Minigame 3 - Nu is het tijd om de koningen samen te laten spelen! Verdeel edelsteentokens en pizzatokens willekeurig over het bord. Elke speler kiest Koning Trippel of Koning Schaak en zet de koning op zijn eigen startvak. (Op de themazijde van het schaakbord bevindt het startvak zich vóór de afbeelding van het gezicht.) Verplaats Koning Trippel en Koning Schaak om beurten een stap om alle tokens op te pakken. Koning Trippel pakt de edelsteentokens. Koning Schaak pakt de pizzatokens. Na elke zet laat je je koning op zijn vak staan en laat je het schaakstuk los. Hiermee geef je aan dat je zet voorbij is. Niet op alle vakken ligt een token. Het kan dus gebeuren dat je op een leeg vak komt op weg naar een token. Kom je op een vak zonder token, dan geldt dat toch als een beurt. De koning die als eerste al zijn tokens heeft gepakt, wint! Klaar? Geef elkaar dan een hand en zeg "Goed gespeeld!" Je kunt de oefening desgewenst herhalen of het bord leegmaken.
Pionnen kunnen veel verschillende zetten doen. Ze verplaatsen zich stap voor stap naar voren. Vanaf de Startlijn kunnen ze twee stappen naar voren doen, maar alleen tijdens hun eerste zet en alleen als ze dat willen. Tot slot kunnen ze slechts één stap diagonaal zetten als ze een stuk van het andere team slaan.
Pak het schaakbord erbij en leg het met de themazijde naar boven. Pak de witte pionnen en plaats de bijbehorende figuurtjes erin. Zet de witte pionnen op hun startvakken.
Minigame 1 - Laat de pionnen een wedstrijd houden om de andere kant van het schaakbord te bereiken! Zet Koning Schaak op zijn startvak. Zet de pionnen van Koning Schaak (wit) op de startlijn voór Koning Schaak. De startlijn van de pionnen bestaat uit de acht vakken over de breedte van het bord in de rij boven Koning Schaak. Er is dus één vak vrij tussen de pionnen en de achterste rij van het bord. Elke speler kiest een witte pion. De spelers zetten hun pion om beurten en stap vooruit. Laat je pionnen naar de andere kant van het bord gaan. Je mag alleen recht vooruit, zodat je pion in zijn eigen baan blijft. Bij de eerste zet van je pion mag je twee stappen zetten in plaats van één, als je wilt. Laat de pionnen naar de andere kant van het schaakbord gaan. Degene die als eerste de andere kant van het bord bereikt, wint. Doe deze oefening vijf keer. Heb je vijf wedstrijdjes gehouden? Geef elkaar dan een hand, zeg "Goed gespeeld!" en maak het bord leeg.
Minigame 2 - De pionnen gaan 1-2-3 VAST staan! Zet Koning Schaak op zijn startvak. Zet de pionnen van Koning Schaak (wit) op de startlijn vóór Koning Schaak. De startlijn van de witte pionnen bestaat uit de acht vakken over de breedte van het bord in de rij boven Koning Schaak. Er is dus één vak vrij tussen de pionnen en de achterste rij van het bord. Zet de pionnen van Koning Trippel (zwart) op de startlijn vóór Koning Trippel. De startlijn van de zwarte pionnen bestaat uit de acht vakken over de breedte van het bord in de rij boven Koning Trippel. Er is dus één vak vrij tussen de pionnen en de achterste rij van het bord. Elke speler kiest een team. Het witte team mag beginnen. Verplaats de pionnen om beurten recht vooruit. Je houdt ze dus in hun eigen baan. Verplaats je pion één stap per keer. Bij de eerste zet van je pion mag je hem ook twee stappen verzetten. Het witte team mag beginnen met een willekeurige pion. Zorg dat alle pionnen van beide teams vast komen te staan. Blijf de pionnen om beurten verzetten tot ze een pion van het andere team tegenkomen en vast komen te staan. Wanneer de pionnen elkaar tegenkomen en niet meer naar voren kunnen, zeg je "1-2-3 VAST!" Pionnen die vaststaan, kunnen niet meer verzet worden. Als alle pionnen vaststaan, begin je opnieuw. Herhaal deze oefening drie keer. Heb je de oefening drie keer gedaan? Geef elkaar dan een hand en zeg "Goed gespeeld!" Laat alle pionnen vaststaan voor de volgende oefening.
Minigame 3 - Help de pionnen! Als alle pionnen vaststaan (na oefening 2), ga je ze om beurten helpen. Zeg "Tik op je neus en geef elkaar diagonaal een hand, dan kun je verder naar de andere kant." Degene die als eerste aan de beurt is (het witte team) zegt de toverspreuk en verplaatst de pion diagonaal om de pion van het andere team te slaan. Een pion kan een schaakstuk van de tegenstander slaan door diagonaal door de hoek van het huidige vak te gaan en het vak van de tegenstander te bezetten. Het schaakstuk van de tegenstander wordt uit het spel genomen. Je kunt alleen een pion slaan die zich diagonaal (door de hoek) op één stap afstand bevindt. Zodra je een schaakstuk slaat, is je beurt voorbij. Zet je geslagen pionnen naast het bord, zodat ze de overgebleven pionnen op het bord kunnen aanmoedigen. Zeg om beurten de toverspreuk en sla elkaars pionnen. Zodra alle mogelijke pionnen zin geslagen, zet je ze weer tegenover elkaar en begin je opnieuw. Herhaal deze oefening drie keer. her bed oefening drie keer gedaan? Geef elkaar dan een hand, zeg "Goed gespeeld! en maak het bord leeg.
Minigame 4 - Houd een spannende pionnenwedstrijd! Zet de pionnen van Koning Schaak (wit) en Koning Trippel (zwart) op de startlijn aan beide zijden van het schaakbord. Elke speler kiest een team. Verplaats de pionnen om beurten over het bord (één stap per keer of twee stappen vanaf de startlijn, alleen recht vooruit). Het witte team mag beginnen. De eerste speler die een pion aan de andere zijde krijgt, wint. Onthoud dat pionnen vast kunnen komen te staan en dat je ze kunt helpen door diagonaal een pion van de tegenstander te slaan. Daarna kunnen de pionnen zich weer naar voren verplaatsen om de andere zijde te bereiken. Speel dit spel vijf keer. Vergeet niet elkaar na elk spel een hand te geven. Klaar? Maak het bord dan leeg. Nu ken je de zetten van die pionnen!
Elk team (dat van Koning Tripel en dat van Koning Schaak) heeft twee lopers. De ene loper verplaatst zich alleen over over de groene vakken en de andere loper verplaatst zich alleen over de witte vakken. Lopers kunnen alleen diagonaal over het schaakbord bewegen. Ze kunnen niet in de andere richting en bewegen. Ze kunnen diagonaal zoveel stappen zetten als ze willen, zolang ze maar in dezelfde richting blijven gaan. Als ze van richting willen ze veranderen om een andere diagonale lijn te volgen, moeten ze stoppen en op hun volgende beurt wachten.
Pak het schaakbord erbij en leg het met de themazijde naar boven. Pak de zwarte lopers en plaats de bijbehorende figuurtjes van Luka en Luna erin. Zet Luka en Luna op hun startvakken.
Minigame 1 - Verplaats de lopers diagonaal! Zet Luka en Luna (de zwarte lopers) op hun startvak (op de themazijde van het schaakbord bevindt het startvak zich voor de afbeelding van het gezicht.) Luna staat op groen; Luka staat op wit. Verplaats Luna zo ver als je wilt, maar blijf op de groene vakken. Verplaats Luka zo ver als je wilt, maar blijf op de witte vakken. Onthoud dat lopers zich alleen over vakken van hun eigen kleur verplaatsen, en in één richting per keer. Ze kunnen niet tijdens een zet van richting veranderen en een andere diagonale lijn gaan volgen. Als ze van richting willen veranderen, moeten ze stoppen en op hun volgende beurt wachten. Laat het schaakstuk na elke zet los om aan te geven dat de zet voorbij is. Elke speler kiest een zwarte loper en doet tien zetten met die loper. Nadat elke speler tien zetten heeft gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 2 - Lopers kunnen alleen schaakstukken slaan die op een vak van dezelfde kleur staan! Pak de zwarte lopers en zet Luna op haar startvak (groen). Zet een (witte) pion van het andere team op een willekeurig wit vak op het bord. Probeer de pion te slaan met Luna door haar diagonaal te verplaatsen. (Opmerking: dit is onmogelijk! Lopers kunnen alleen pionnen slaan die op vakken van hun lievelingskleur staan.) De spelers proberen om beurten de pion te slaan. Dat lukt niemand, omdat de pion niet op de juiste kleur staat. Nadat elke speler deze oefening heeft gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 3 - Lopers slaan pionnen op hun lievelingskleur! Zet de zwarte lopers op hun startvakken. Zet vier witte pionnen op vier willekeurige witte vakken en zet vier witte pionnen op vier willekeurige groene vakken. Dit is een oefening voor en speler. Een speler speelt en verplaatst de lopers. De andere speler zet de pionnen op het bord. De speler die de lopers verplaatst, wijst telkens één pion aan. Zeg hardop op welke kleur die pion staat. Sla de pion met de juiste loper. Sla de pion met één zet als dat kan, of zo nodig met twee zetten. Om van richting te veranderen, moet je de eerste zet beëindigen door het schaakstuk los te laten. Daarna kun je weer een zet doen om de pion te slaan en de slag te voltooien. Gebruik de lopers om alle pionnen op het bord te slaan. Zodra je alle pionnen hebt geslagen, is het de beurt aan de andere speler. Zodra de tweede speler alle pionnen heft geslagen, wissel je weer van plaats en begin je opnieuw. Elke speler doet deze oefening twee keer. Nadat elke speler deze oefening twee keer heeft gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord les voor de volgende oefening.
Minigame 4 - Speel een spel met lopers en zes pionnen! Elke speler kiest een team, wit of zwart. Het witte team speelt met de pionnen, het zwarte team met de lopers. Zet de pionnen op hun startlijn aan de zijde van het witte team. Zet de zwarte lopers, Luka en Luna, op hun startvak aan de zijde van het zwarte team. De pionnen proberen zo snel mogelijk naar de andere kant van het bord te komen. De lopers proberen alle pionnen te slaan voordat ze de andere kant van het bord bereiken. Speel om beurten en doe één zet per beurt. Het witte team mag beginnen. Als één van de zes pionnen de andere kant van het bord bereikt, winnen de pionnen. Als de pionnen beide lopers slaan, winnen de pionnen. Als de lopers de zes pionnen slaan, winnen de lopers. Speel dit spel vier keer. Elke speler speelt twee keer met de lopers en twee keer met de pionnen. Vergeet niet elkaar na elk spel een hand te geven. Heb je deze oefening vier keer gedaan? Maak het bord dan leeg. Nu ken je de zetten van de lopers.
Elk team (het zwarte van Koning Trippel en het witte van Koning Schaak) heeft twee paarden. Elk paard doet het dansje: galopperen, galopperen stapje opzij! Bij 'galopperen, galopperen' kan het paard twee vakjes naar voren, naar achteren of opzij (elke richting, behalve diagonaal). Daarna gaat het paard een 'stapje opzij' door na de tweede keer 'galopperen' een vak naar links of naar rechts te gaan. Door de beweging ontstaat een L-vorm (of omgekeerde L-vorm). Bij 'galopperen, galopperen' kunnen paarden over andere schaakstukken springen, ook over stukken uit hun eigen team. Paarden landen pas op een vak of slaan een stuk van het andere team nadat ze een 'stapje opzij hebben gezet.
Pak het schaakbord erbij en leg het met de themazijde naar boven. Pak de witte schaakstukken van de paarden en plaats de bijbehorende figuurtjes van Klip en Klop erin. Zet de witte paarden op hun startvakken.
Minigame 1 - Verplaats de paarden! Zet Klip en Klop (de witte paarden) op hun startvak. (Op de themazijde van het schaakbord bevindt de startvakken zich voor de afbeelding van de gezichten.) Oefen hun magische dansje: galopperen, galopperen, stapje opzij! Elke speler gebruikt een paard en doet het dansje tien keer. Ga naar voren, naar achteren en opzij. Paarden kunnen in elke richting galopperen, behalve diagonaal. Ze kunnen naar links of naar rechts stappen nadat ze twee keer hebben gegaloppeerd! Zeg 'Galopperen, galopperen, stapje opzij!' telkens wanneer je het paard verzet. Nadat elke speler het dansje tien keer heeft gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 2 - Paarden springen over pionnen! Zet de witte paarden, Klip en Klop, op hun startvak. Zet alle witte pionnen op hun startlijn vóór de paarden. De spelers doen om beurten het magische dansje 'Galopperen, galopperen, stapje opzij' en springen daarbij over de pionnen op de startlijn. De paarden kunnen over de andere schaakstukken op het bord springen, ongeacht bij welk team ze horen. Bij 'Galopperen, galopperen' kunnen de paarden over de andere stukken springen. Wanneer de paarden over een ander schaakstuk springen, slaan ze dat stuk niet. Bij 'stapje opzij landen ze op een vak en is hun beurt voorbij. Als je bij 'stapje opzij' op het vak van een ander schaakstuk terechtkomt, sla je dat stuk. Je kunt niet een stapje opzij doen en het vak delen met een schaakstuk van je eigen team. Elke speler verplaatst de paarden vijf keer en probeert daarbij over schaakstukken te springen. Zeg 'Galopperen, galopperen, stapje opzij!' telkens wanneer je het paard verplaatst. Nadat elke speler het dansje vijf keer heeft gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 3 - Paarden slaan pionnen! Zet de witte paarden, Klip en Klop, op hun startvak. Zet vijf zwarte pionnen op het bord, op een vak waar ze kunnen worden geslagen door Klip en Klop met 'Galopperen, galopperen, stapje opzij'. Bij 'Galopperen, galopperen' kunnen de paarden over de andere stukken springen. Wanneer de paarden over een ander schaakstuk springen, slaan ze dat stuk niet. Bij 'stapje opzij' landen ze op een vak en is hun beurt voorbij. Als je bij 'stapje opzij' op het vak van een ander schaakstuk terechtkomt, sla je dat stuk. Elke speler krijgt drie beurten om de pionnen te slaan met Klip en Klop. Nadat elke speler drie beurten heeft gehad, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 4 - Speel een spel met paarden en pionnen! Elke speler kiest een team, wit of zwart. Het witte team speelt met de paarden, het zwarte team met de pionnen. Zet de pionnen op hun startlijn aan de zijde van het zwarte team. Zet de paarden, Klip en Klop, op hun startvak aan de zijde van het witte team. De pionnen proberen zo snel mogelijk naar de andere kant van het bord te komen. De paarden proberen alle pionnen te slaan voordat ze de andere kant van het bord bereiken. Speel om beurten en doe één zet per beurt. Het witte team mag beginnen. Als een van de vier pionnen de andere kant van het bord bereikt, winnen de pionnen. Als de pionnen beide paarden slaan, winnen de pionnen. Als de paarden de vier pionnen slaan, winnen de paarden. Speel dit spel vier keer. Elke speler speelt twee keer met de paarden. Vergeet niet elkaar na elk spel een hand te geven. Heb je deze oefening vier keer gedaan? Maak het bord dan leeg. Nu ken je de zetten van de paarden!
Elk team (het zwarte van Koning Trippel en het witte van Koning Schaak) heeft twee torens. De torens kunnen zich naar voren, naar achteren en opzij verplaatsen. Ze kunnen zich niet diagonaal verplaatsen. De torens kunnen per beurt zo veel stappen zetten als ze willen, zolang ze maar in dezelfde richting blijven gaan. Als ze van richting willen veranderen, moeten ze stoppen en op hun volgende beurt wachten.
Pak het schaakbord erbij en leg het met de themazijde naar boven. Pak de witte torens en plaats de bijbehorende figuurtjes erin. Zet de witte torens op hun startvakken.
Minigame 1 - Verplaats de torens! Zet de witte torens op hun startvakken in de hoeken. Verplaats de torens naar voren, naar achteren en opzij, zo ver als je wilt. De torens kunnen per beurt zo veel stappen zetten als ze willen, zolang ze maar in dezelfde richting blijven gaan. Om van richting te veranderen, moet je eerst de zet beëindigen door het schaakstuk los te laten. De spelers doen om beurten tien zetten met de torens in de richtingen die de torens mogen opgaan. Zeg bij elke zet hardop de richting waarin je de toren verplaatst (naar voren, naar achteren of opzij).
Nadat elke speler tien zetten met de torens heeft gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 2 - Een toren slaat een pion! Zet de witte torens op hun startvakken in de hoeken. Zet een zwarte pion op een willekeurig vak op het bord. Verzet een toren om de pion te slaan. Sla de pion met één zet als dat kan, of zo nodig met twee zetten. Moet je van richting veranderen, vergeet dan niet de toren los te laten om te laten zien dat je de zet hebt beëindigd. Verzet de toren daarna opnieuw om de pion te slaan. Zodra ie de pion hebt geslagen, doe je de oefening opnieuw. Elke speler doet deze oefening vijf keer. Nadat elke speler deze oefening vijf keer heeft gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 3 - De torens slaan de pionnen! Zet de witte torens op hun startvakken in de hoeken. Verdeel acht zwarte pionnen over willekeurige vakken op het bord. Gebruik de torens om alle pionnen op het bord te slaan. Sla de pion met één zet als dat kan, of zo nodig met twee zetten. Moet je van richting veranderen, vergeet dan niet de toren los te laten om te laten zien dat je de zet hebt beëindigd. Verzet de toren daarna opnieuw om de pion te slaan. Zodra alle pionnen zijn geslagen, doe je de oefening opnieuw. Elke speler doet deze oefening drie keer. Nadat elke speler deze oefening drie keer heeft gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 4 - Speel een spel met torens en pionnen! Elke speler kiest een team, wit of zwart. Het witte team speelt met de torens, het zwarte team met de pionnen. Zet de pionnen op hun startlijn aan de zijde van het zwarte team. Zet de torens op hun startvak aan de zijde van het witte team. De pionnen proberen zo snel mogelijk de andere kant van het bord te bereiken. De torens proberen alle pionnen te slaan. Speel om beurten en doe één zet per beurt. Het witte team mag beginnen. Als één van de acht pionnen de andere kant van het bord bereikt, winnen de pionnen. Als de pionnen beide torens slaan, winnen de pionnen. Als de torens de acht pionnen slaan, winnen de torens. Speel dit spel vier keer. Elke speler speelt twee keer met de torens en twee keer met de pionnen. Vergeet niet elkaar na elk spel een hand te geven. Heb je dit spel vier keer gedaan? Maak het bord dan leeg voor de volgende oefening. Nu ken je de zetten van de torens!
Koningin Bella, de witte koningin, kan in elke richting lopen naar voren, naar achteren, opzij en diagonaal. Ze kan zich op beide kleuren, groen en wit, diagonaal verplaatsen. Ze kan zoveel stappen zetten als ze wil, zolang ze maar in dezelfde richting blijft gaan. Als ze van richting wil veranderen, moet ze stoppen en op haar volgende beurt wachten. Ze kan zich niet verplaatsen als een paard.
Pak het schaakbord erbij en leg het met de themazijde naar boven. Pak het witte schaakstuk van de koningin en plaats het bijbehorende figuurtje van Koningin Bella erin. Zet Koningin Bella op haar startvak.
Minigame 1 - Verplaats de koningin zo ver als ze wil! Zet Koningin Bella op en van de vakken in het midden van het bord. Verplaats Koningin Bella naar voren, naar achteren, opzij en diagonaal. Koningin Bella kan per beurt zo veel stappen zetten als ze wil, zolang ze maar in dezelfde richting blijft gaan. Om van richting te veranderen, moet je eerst de zet beëindigen door het schaakstuk los te laten. De spelers verplaatsen Koningin Bella om beurten in een gewenste richting. Zeg elke keer wanneer je de koningin verplaatst hardop in welke richting ze gaat. Nadat elke speler tien zetten met Koningin Bella heeft gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 2 - De koningin gaat in elke richting! Zet Koningin Bella (de witte koningin) op een vak in het midden van het schaakbord. Zet acht zwarte pionnen op de acht vakken om haar heen, één pion op elk vak. De spelers beginnen hun beurt door een pion aan te wijzen en hardop te zeggen in welke richting Koningin Bella moet gaan om die pion te slaan: naar voren, naar achteren, opzij of diagonaal. Verplaats daarna de koningin om die pion te slaan. Nadat je een pion hebt geslagen, zet je de koningin weer in het middelste vak waar je de oefening begon. Laat het schaakstuk na elke zet los om aan te geven dat de zet voorbij is. Ga daarna verder met de volgende zet. Sla alle pionnen die om Koningin Bella heen staan. Zodra alle pionnen zijn geslagen, doe je de oefening opnieuw. Herhaal deze oefening drie keer. Geef elkaar een hand na afloop van deze activiteit.
Minigame 3 - De koningin slaat de pionnen! Zet Koningin Bella op haar startvak. (Op de themazijde van het schaakbord bevindt het startvak zich vóór de afbeelding van het gezicht.) Verdeel acht zwarte pionnen over willekeurige vakken op het bord. Speel om beurten en doe per beurt één zet met de koningin. Let op: om van richting te veranderen, moet je eerst de zet beëindigen door het schaakstuk los te laten, en daarna wachten op je volgende beurt. Misschien kun je niet bij elke beurt een pion slaan. Ook als je de koningin op een leeg vak zet, geldt dat als een beurt. Sla alle pionnen met de koningin. Zodra alle pionnen zin geslagen, doe je de oefening opnieuw. Herhaal deze oefening drie keer. Nadat je deze oefening drie keer hebt gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 4 - Speel een spel met de koningin en pionnen! Elke speler kiest een team, wit of zwart. Het witte team speelt met Koningin Bella, het zwarte team met de pionnen. Zet de pionnen op hun startlijn aan de zijde van het zwarte team. Zet de koningin op haar startvak aan de zijde van het witte team. De pionnen proberen zo snel mogelijk de andere kant van het bord te bereiken. De koningin probeert alle pionnen te slaan. Speel om beurten en doe één zet per beurt. Het witte team mag beginnen. Als één van de acht pionnen de andere kant van het bord bereikt, winnen de pionnen. Als de pionnen de koningin slaan, winnen de pionnen. Als de koningin de acht pionnen slaat, wint de koningin. Speel dit spel vier keer. Elke speler speelt twee keer met de koningin en twee keer met de pionnen. Vergeet niet elkaar na elk spel een hand te geven. Heb je dit spel vier keer gedaan? Maak het bord dan leeg. Nu ken je de zetten van Koningin Bella!
Koningin Allegra, de zwarte koningin, kan zich in elke richting verplaatsen: naar voren, naar achteren, opzij en diagonaal. Ze kan zich op beide kleuren, groen en wit, diagonaal verplaatsen. Ze kan zoveel stappen zetten als ze wil, zolang ze maar in dezelfde richting blijft gaan. Als ze van richting wil veranderen, moet ze stoppen en op haar volgende beurt wachten. Ze kan zich niet verplaatsen als een paard.
Pak het schaakbord erbij en leg het met de themazijde naar boven. Pak het zwarte schaakstuk van de koningin en plaats het bijbehorende figuurtje van Koningin Allegra erin. Zet Koningin Allegra op haar startvak.
Minigame 1 - Verplaats de koningin zo ver als ze wil! Zet Koningin Allegra (de zwarte koningin) op een vak in het midden van het schaakbord. Verplaats Koningin Allegra naar voren, naar achteren, opzij en diagonaal, zo ver als ze kan, tot ze aan de rand van het bord komt. Laat de koningin los zodra ze een rand van het bord bereikt om aan te geven dat de zet voorbij is. Zeg hardop in welke richting je Koningin Allegra hebt verplaatst. Verplaats Koningin Allegra daarna in een andere richting tot ze bi een andere rand van het bord komt. Zeg hardop in welke richting je haar nu hebt verplaatst. Verplaats Koningin Allegra vier keer in vier verschillende richtingen om alle vier de zijden van het bord te bereiken. Elke speler verplaatst Koningin Allegra om beurten naar alle vier de zijden van het bord. Herhaal deze oefening drie keer (twaalf zetten per speler in totaal). Zeg bij elke zet hardop de richting waarin je haar verplaatst. Nadat elke speler de koningin drie keer naar alle vier de zijden van het bord heeft verplaatst, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 2 - De koningin slaat de pionnen! Zet Koningin Allegra (de zwarte koningin) op haar startvak. (Op de themazijde van het schaakbord bevindt het startvak zich vóór de afbeelding van het gezicht.) Verdeel acht witte pionnen over willekeurige vakken op het bord. Speel om beurten en doe per beurt één zet met de koningin. Let op: om van richting te veranderen, moet je eerst de zet beëindigen door het schaakstuk los te laten, en daarna wachten op je volgende beurt. Misschien kun je niet bij elke beurt een pion slaan. Ook als je de koningin op een leeg vak zet, geldt dat als een beurt. Sla alle pionnen met de koningin. Zodra alle pionnen zijn geslagen, doe je de oefening opnieuw. Herhaal deze oefening drie keer. Nadat je deze oefening drie keer hebt gedaan, geef je elkaar een hand en maak je het bord leeg voor de volgende oefening.
Minigame 3 - Speel een spel met de koningin en pionnen! Elke speler kiest een team, wit of zwart. Het witte team speelt met de pionnen, het zwarte team met Koningin Allegra. Zet de pionnen op hun startlijn aan de zijde van het witte team. Zet de koningin op haar startvak aan de zijde van het zwarte team.De pionnen proberen zo snel mogelijk de andere kant van het bord te bereiken. De koningin probeert alle pionnen te slaan. Speel om beurten en doe één zet per beurt. Het witte team mag beginnen. Als een van de acht pionnen de andere kant van het bord bereikt, winnen de pionnen. Als de pionnen de koningin slaan, winnen de pionnen. Als de koningin de acht pionnen slaat, wint de koningin. Speel dit spel vier keer. Elke speler speelt twee keer met de koningin en twee keer met de pionnen. Vergeet niet elkaar na elk spel een hand te geven. Heb je dit spel vier keer gedaan? Maak het bord dan leeg. Nu ken je de zetten van Koningin Allegra!
Wauw! Gefeliciteerd! Nu ken je alle schaakstukken op het schaakbord. Nu kun je een heel spel spelen waarbij je moet proberen de koning te slaan. Zet alle stukken van beide teams op het schaakbord. Zet elk stuk op het eigen startvak. De witte schaakstukken staan aan de zijde van Koning Schaak, de zwarte aan de zijde van Koning Trippel. Speel om beurten en doe één zet per beurt. Het witte team mag altijd beginnen. Probeer de koning van het andere team te slaan. De speler die de koning van het andere team het eerste slaat, wint het spel! Vergeet ook nu niet elkaar na elk spel een hand te geven.
Pluspunten
+ Het spel is geschikt voor de allerkleinste.
+ Er zijn veel verschillende minigames beschikbaar.
+ Het artwork past goed bij het spel.
+ Het spel is van goede kwaliteit.
Minpunten
- Als volwassene heb je niet heel veel aan de minigames.
Beoordeling
Volg het verhaal van Koning Schaak! Door middel van verschillende verhalen en minigames leren de jonge spelers de verschillende schaakstukken kennen. Hoe bewegen ze bijvoorbeeld over het speelbord? Zodra je alle minigames hebt gespeeld en de schaakstukken een beetje onder de knie hebt kan je het gewone schaakspel spelen.
Koning Schaak is geschikt voor de allerkleinste, je kan het spel al vanaf 3 jaar spelen. Spelenderwijs leer je de verschillende stukken kennen en de manier waarop zij bewegen. Bij elk soort speelstuk is een verhaaltje geschreven. Je kan daarna verschillende soorten minigames spelen om te leren hoe de speelstukken over het bord bewegen. Ik raad je wel aan, als je dit spel met kinderen speelt, om niet alle minigames achter elkaar te spelen. Dan kan het wat lang duren, verdeel het leren van de speelstukken dan ook over meerdere weken. Dat raden de makers van dit spel bovendien ook aan en dat is tijdens het spelen ook gebleken. De minigames zijn overigens wel echt bedoelt voor de kleintjes, als volwassene heb je daar niet veel aan, maar het is wel heel leuk om ze op deze manier met schaken kennis te maken.
Koning Schaak ziet er daarnaast ook nog is heel leuk uit! De schaakstukken zijn in de normale vormen gemaakt, maar er zijn opzetstukken die je in de speelstukken kan doen. Hierdoor zijn de speelstukken voor de kinderen ook aantrekkelijker en makkelijker uit elkaar te houden. Ook het speelbord is speciaal voor kinderen gemaakt. Hier staat namelijk precies op aangegeven waar welk speelstuk komt te staan als je geen minigame speelt, maar een gewoon potje schaak.
De opzetstukken, en ook de rest van het spel, is gemaakt van goede kwaliteit. Dus je kind kan het ook niet zomaar kapot maken. Als je even klaar bent met spelen berg je alle speelstukken weer gescheiden van elkaar op in de daarvoor bedoelde stoffen zakken.
Heeft je kind alle minigames onder de knie? Dan kan je misschien proberen om het normale schaakspel proberen te spelen met ze, dat is ook leuk voor papa of mama!
Enthousiast geworden na het lezen van de review? Je koopt het spel hier.
Comentarios